HEEMLAND 10 (februari 1998)

 

PAARS REGEERBELEID

Nederland nog voller

Nederland is vol, ten dele overvol. Koningin Juliana mocht het in een troonrede zeggen, maar kamerlid Janmaat niet. Dat heeft alles van doen met het maken van verschil wegens politieke gezindheid en dus met ordinaire politieke discriminatie door de elite, waarover verderop in dit blad meer. Nederland kreeg er onder het paarse kabinet rond een half miljoen inwoners van buitenlandse herkomst bij. De bevolking steeg in de officiële cijfers van 15,3 miljoen in begin 1994 naar 15,7 miljoen in begin 1998 maar daar zijn de illegalen en de nog niet verblijfsgerechtigde asielzoekers niet bijgerekend. Nederland verleent aan 60 % van de asielzoekers een verblijfsstatus tegenover 20 % in onze grote buurlanden Duitsland, Engeland en Frankrijk en is dus zeer geliefd. Nederland besteedt per jaar meer geld aan asielzoekers dan de 1 miljard dollar die de hele VN samen als wereldorganisatie aan vluchtelingenwerk uitgeeft. Nog steeds wordt er door de regering in weerwil van alle mooie praatjes van de heer Bolkestein, fractieleider van de meeregerende VVD geen enkele noemenswaardige beperking aan de immigratie gesteld en wordt geen enkel serieus begin met de repatriëring gemaakt.

Sinds 1973, dus reeds tientallen jaren achtereen, ligt het vruchtbaarheidscijfer van de inheemse Nederlandse vrouw onder de 2,1 kind per vrouw, het aantal dat nodig is voor de vervanging van de eene generatie door de volgende. Al vanaf 1976 ligt dit cijfer op 1,6 of nog lager. Vanaf 1973 wordt de inheemse bevolking in steeds snellere vaart vervangen door bevolkingsgroepen van uitheemse origine. Paars mag zich dus een pluim geven voor een flinke demografische voortgang naar een multiculturele 'samenleving'. Daar blijken kosten noch moeite voor gespaard te worden.

Verdeelde werkzaamheid onder paars

Vanwege de voorspelbare groeicijfers van de bevolking bij ongewijzigd beleid waren werkgelegenheidsmaatregelen van grote omvang nodig. In het regeerakkoord van 13 augustus 1994 werd gesproken over 300 000 nieuwkomers op de arbeidsmarkt in de paarse regeerperiode waarvoor hoe dan ook werk moest komen. Daarnaast stelde dit akkoord dat de zogeheten inactiviteit van werklozen en gedeeltelijk arbeidsongeschikten aangepakt zou worden onder het motto "werk, werk, en nog eens werk". Dat aanpakken verliep vervolgens overeenkomstig het regeerakkoord. De regering snoeide drastisch in de sociale zekerheid waar voor miljarden guldens bezuinigd werd. Bekeken vanuit 1994 liepen de besparingen volgens plan op tot 2,0 miljard op de rijksbegroting en 5,8 miljard bij de sociale fondsen voor het jaar 1998. Als er één pakket maatregelen van paars gelukt is dan is dat het beperken en beëindigen van rechten op sociale zekerheid. Nederland hoeft niet meer bang te zijn om op sociaal gebied op te vallen in de Europese context. Ondermeer werd bezuinigd door de koppeling van uitkeringen aan de loonontwikkeling slechts gedeeltelijk toe te passen, door mensen in de WAO te herkeuren en de bijstand in te sturen en door beroep op de algemene nabestaanden wet drastisch te beperken en zoveel mogelijk inkomensafhankelijk te maken. Hoe het de betrokkenen zelf vergaan is, wordt uit de berichtgeving in de dagbladpers allerminst duidelijk. Het is zeer de vraag of men werk verkregen heeft. Gevreesd mag worden voor veel al dan niet verborgen leed, maar dat zal waarschijnlijk niet gepubliceerd worden.

Paars en het poldermodel

De werkgelegenheid in het algemeen is wel behoorlijk toegenomen. Ze blijkt vooral ten goede te zijn gekomen aan de jonge nieuwkomers op de arbeidsmarkt en aan werkzoekende vrouwen. Voor deze categorieën lijkt het einde van sombere kansen op werk verleden tijd. Voor degenen die destijds hun werk verloren of op de sociale zekerheid aangewezen zijn, vormt het echter een hard gelag dat de beschikbare extra financiële middelen afkomstig uit de bezuinigingen op hun sociale zekerheid ingezet zijn en worden voor andere doelen, terwijl hun maatschappelijke vooruitzichten met het jaar verslechteren. Op de groei van de werkgelegenheid en het op orde brengen van de rijksfinanciën beroemt zich bij uitstek dit paarse kabinet. Maar het is het resultaat van vele bezuinigingsronden van de vorige kabinetten. Het 'poldermodel' wordt al gepraktizeerd sinds het aantreden van Lubbers in 1982 door de overheidsuitgaven te beperken, de lonen te laten matigen, het monetaire beleid te verstrakken, de marktwerking te versterken en uit te breiden, en "last but not least" vooral onder de regering van Kok door het drastisch verhogen van de woonlasten. In dit laatste is Nederland echt uniek. Het vormt een essentieel onderdeel voor het succes van het poldermodel, al blijft het in de voorlichting wijselijk achterwege of onderbelicht vanwege de al te negatieve kanten.

Het poldermodel en het inkomen

Dat gedurende vele jaren de contractlonen gematigd werden, zal de modale werknemer zich wel meer bewust zijn geworden. In steeds sterkere mate wordt ervan uitgegaan dat een gezinshuishouden berust op de tweeverdiener-situatie. Het blijkt bijna niet meer te doen om van één modaal inkomen een huishouden te bestieren en nog wat geld voor leuke dingen over te houden. Bij de toewijzing van woningen en het verstrekken van hypotheken wordt vanaf 1992 steeds meer uitgegaan van de tweeverdiener-situatie waarbij ook de vrouw buitenshuis werkt omdat woonlasten anders bijna niet meer op te brengen zijn. Op die situatie worden ook andere ruime leningen voor bijvoorbeeld verbouwingen verstrekt. Het modale inkomen is sterk achtergebleven bij de gestegen woonlasten. Veel jonge goed opgeleide vrouwen wilden de arbeidsmarkt op om hun studie, capaciteiten en kennis te gelde te maken en zichzelf ontplooien buiten het huishouden. Van die veranderde instelling bij jonge mensen is dankbaar gebruik gemaakt door de overheid om het tweeverdiener-huishouden tot norm te verheffen en om vrouwen eventueel tot arbeid te verplichten, ook minder kansrijke vrouwen tot laagbetaald werk zoals alleenstaande vrouwen in de bijstand zelfs als ze kleine kinderen hebben. Met de toegenomen deelname van vrouwen aan het arbeidsproces werd Nederland, net als bij de sociale zekerheid, gelijkgeschakeld aan andere landen in Europa.

Grote voordelen voor de overheid zijn dat door de tweeverdiener-huishoudnorm de loonmatiging jaren achtereen kon worden voortgezet, alle woonlasten drastisch verhoogd konden worden en het beroep op sociale wetten kon worden beperkt door dat beroep afhankelijker te maken van een eventueel partnerinkomen. De AOW is voor een alleenstaande al heel lang maar 70 % van vroeger en voor samenwonenden slechts 50 %; het grotendeels inkomensafhankelijk maken van de AOW zal niet lang op zich laten wachten. Pensioenen en andere ouderdomsvoorzieningen zullen, zeker met de vergrijzing in zicht, ongetwijfeld versoberd worden.

Paars aan het schuiven

In plaats van lonen en uitkeringen op peil te laten houden en de woonlasten te laten matigen schept het politieke establishment van Lubbers tot Kok voor de laagste inkomensgroepen, die het echt niet meer kunnen betalen, dan wel weer mogelijkheden om speciale subsidies aan te vragen of bijzondere bijstand. Op die manier kan door de overheid mooi weer gespeeld worden voor specifieke bevolkingsgroepen. Huursubsidies blijven intact, maar de huren worden wel 'marktconform' verhoogd. De modale en de bovenmodale huurder mogen de prijs opbrengen zodat de woningcorporaties aan sociale woningbouw kunnen doen en een zogenaamd sociaal huurbeleid voeren voor de laagste inkomensgroepen, wat tegenwoordig toch vooral voormalige immigranten zijn. Door de jaarlijkse verplichte huurverhogingen zijn vanzelf ook de koopprijzen van woningen navenant opgedreven; dat is een spiraal van prijsverhogingen geworden. De Nationale Woningraad, het overkoepelend orgaan van de woningcorporaties met zijn voorzitter Van Velzen laat door dit huurbeleid de verdenking op zich meer met socialistische partijpolitiek dan met redelijke volkshuisvesting bezig te zijn.

Paars en de prijs van wonen

Volgens het recept van creëren van schaarste op de woningmarkt door aanvankelijk weinig bouwen bij enorme immigraties, vanaf 1990 reeds op een hoogte van rond 120 000 immigranten per jaar, is de prijs van bestaande huizen, van bouwgrond en van de kosten van nieuwe huizen omhoog gestuwd. De nieuwbouw liep vanzelf achter op de immigratie waartegen niets ondernomen is. Wel werden grootschalige nieuwbouwplannen van 1993 in de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening extra (VINEX) opgesteld. In de periode 1995-2005 worden 650.000 woningen gebouwd en voor de periode 2005-2010 zullen daar nog 226.000 woningen bijkomen zodat de woningvoorraad in Nederland van 6 miljoen stijgt naar 7 miljoen. Nederland wordt nog voller. En de prijs wordt betaald door de burgers zelf. De Vereniging Eigen Huis acht de overheid hoofdschuldige aan het opdrijven van de prijzen van woningen en bouwkavels; sinds 1990, in zeven jaar tijd, is de prijs van bouwgrond verdubbeld en is de koopprijs van woningen met minstens 70 % toegenomen. Door de prijsverhogingen gekoppeld aan de wettelijke jaarlijkse huurverhogingen is het mogelijk de nieuwbouw te financieren. De burger mag betalen. Van Herwijnen van Eigen Huis spreekt van een "verkapte belastingverhoging". Voor nieuwkomers op de huizenmarkt is zelfs een eenvoudig huis in een rijtje eigenlijk onbetaalbaar duur geworden op grond van maar één inkomen. Dankzij de zeer lage rentestand wordt de burger verleid tot de hoge hypotheken en tot consumptieve bestedingen vooral aan te wenden voor voorzieningen in en rond de woning.

Nederland steeds duurder

Becijferd wordt dat de economische groei in Nederland voor eenvijfde deel voortkomt uit de explosie van de huizenprijzen; voorwaar bepaald niet onbelangrijk voor het succes van het veelgeprezen poldermodel. Versluierd klimt de inflatie echter mee omhoog, die in Nederland het hoogste is van heel Europa, namelijk 2,6 % volgens de Europese maatstaf, welk percentage aanzienlijk hoger uitkomt dan de 2,2 % volgens de Nederlandse maatstaf voor inflatieberekening. Van die inflatie komt een 25 % door de woonlastenstijging.

Hoe het verder zal gaan met het poldermodel en hoe de Nederlandse burger het zal hebben in het Europa van morgen bij invoering van de eenheidsmunt van de euro, is voorlopig nog een open vraag. De staatsschuld is met 70 % van het bruto binnenlands product nog lang niet onder de 60 % en de inflatie is vergeleken met elders in Europa te hoog. De loonstrookjes en pensioenbetalingen van januari 1998 laten bij velen een nettoinkomensdaling zien. In economisch opzicht is de toekomst allemaal niet zo geruststellend als de huidige paarse regering ons wil laten geloven en in demografisch opzicht is het een pure ramp.

De resultaten van paars

Ik blader nog eens door het regeerakkoord van 13 augustus 1994. Over werk, sociale zekerheid en inkomen, het belangrijkste onderwerp ervan, is een globale balans op te maken. Aan de positieve zijde staan de economische groei, de werkgelegenheid voor jongeren en vrouwen, en het bereiken van meer evenwicht in de rijksoverheidsuitgaven en -inkomsten. Aan de negatieve zijde staan de afbraak van sociale zekerheid zonder compensatie voor de betrokkenen, en de zaken die in het gehele akkoord niet te vinden zijn, namelijk: de woonlastenstijging, de stijging van de plaatselijke belastingen, de gevaarlijk hoge stand van de huizenprijzen, de ruimteschaarste en de demografische tijdbom met al zijn aspecten.

Over de resultaten bij de rest van de onderwerpen van het paarse regeerakkoord kan ik kort zijn. Die zijn er nauwelijks. Over Schiphol wordt nog steeds gebakkeleid, bestuurlijke vernieuwing met stadsprovincies waar niemand op zat te wachten, zijn er niet gekomen, de rechtshandhaving en het optreden van de politie laten schromelijk in de steek voor het bieden van veiligheid en bescherming aan de burgers, Nederland is één van de meest criminele landen ter wereld, het ouderenbeleid kampt met gebrekkige thuishulpverlening, de studiefinanciering is nog steeds slecht, het optreden op buitenlands terrein was ongeloofwaardig en over perikelen met asielzoekers of allochtone medeburgers staat bijna elke maand wel een stuk in de krant.

Europa omhelst Nederland

Aan het economische primaat is in de politiek van paars voorrang boven bijna alles gegeven om de overheidsfinanciën zodanig op orde te krijgen dat Nederland zich vrijwel geruisloos kan kwalificeren als deelnemer aan de Europese politieke en monetaire eenwording. Ruim 50 % van de bevolking wil de Nederlandse gulden helemaal niet kwijt; in Duitsland is ruim 70 % tegen de komst van de euro. Ook onder economen van naam heersen om zuiver economisch-monetaire redenen grote bedenkingen over de invoering van de eenheidsmunt. Los van de economische argumenten zijn er politieke om de monetaire zelfstandigheid niet op te geven. Aan nationale soevereiniteit leveren de Europese landen sterk in. Maar daarover zal de bevolking niet geraadpleegd worden met een referendum en het zal in z'n essentie zelfs geen onderwerp van meningsverschil zijn tussen de belangrijkste politieke partijen. De burger zal gewoon geen keuze krijgen.

De verwachtingen bij een paarse toekomst

Met de verkiezingen in aantocht poetsen de coalitiepartners hun onderlinge verschillen op die vooral liggen op financieel-economisch gebied. Ze bedienen immers verschillende doelgroepen en schuimen de kiezersmarkt af op zoek naar wat extra stemmen. De PvdA lijkt het vorige verlies te kunnen compenseren, waarschijnlijk doordat verlies aan stemmen van inheemse Nederlanders zal worden goedgemaakt door aanwas van allochtone zijde. De PvdA tracht in het krachtenspel vooral de lagere inkomensgroepen voor negatieve gevolgen van het neoliberale beleid te vrijwaren wat altijd ten nadele is van de middenmoot, die de centen daarvoor moet opbrengen en toch al het gros van de belastingopbrengsten levert. De VVD, die fors gewonnen had door te veinzen wat aan de vreemdelingenproblematiek te gaan doen en waarvan zijn kiezer dat nog steeds schijnt te denken want de helft van zijn aanhang stemt er vooral om die reden op, die VVD wil opnieuw gaan hakken in de sociale zekerheid. Merkwaardig dat mensen in redelijke doen denken dat de nare dingen van ziekte, ontslag en ouderdom henzelf niet zullen overkomen. Het gevolg zal zijn dat onder een nieuwe paarse regering de lagere inkomens en uitkeringen op peil gehouden worden door subsidies en dergelijke, maar dat de overige uitkeringen en aanvullende voorzieningen waaronder pensioenen afgeroomd zullen worden. De pechvogels bij de middengroepen worden ongetwijfeld de klos.

Linda Gouderak

Terug naar Heemland 10, Ten geleide

Naar Heemland 10, Overheidsrepressie