HEEMLAND 27 (zomer 2003)

 

SOLIDARITEIT OP DE TOCHT

In Nederland staat door de maatregelen van het kabinet Balkenende II de solidariteit andermaal op de tocht. Om de staatsfinanciën weer op orde te krijgen, is rechts altoos geneigd te bezuinigen op de sociale zekerheden. De ‘verantwoordelijkheid’ zou volgens Balkenende teveel gecollectiviseerd gebleven zijn: dat paste in de wederopbouwjaren na de oorlog. waarin de particuliere welvaart aanmerkelijk kleiner was dan nu. In zo'n situatie is het zinnig om mensen niet de volle kostprijs van zorg, onderwijs, wonen, vervoer te laten betalen. Maar bij het welvaartsniveau van nu is het volgens Balkenende II betamelijk om van burgers te verlangen dat zij meer van hun particuliere inkomen besteden aan voorzieningen die tot dusver collectief worden gefinancierd. Hun grotere eigen verantwoordelijkheid kan ook tot uitdrukking komen door allerlei risico's over te brengen van verplichte collectieve, naar vrijwillige particuliere verzekeringen.(1). Ook vooraanstaande sociaal-democraten zoals Vermeend en Keuzenkamp kunnen zich hierin vinden: ze menen dat er ‘publieke armoede heerst, waartegenover private rijkdom staat’. Met te verwijzen naar en op te roepen tot verantwoordelijkheden dienaangaande van de burgers zelf, en met de stelling dat vanuit vergaarde private weelde men beter voor zichzelf kan zorgen, ook bij onvermijdbare tegenslag, alsof de betrokkenen allemaal ruime reserves hebben, gaat het mes er genadeloos in.(2).  

De maatregelen tot het afbreken der sociale zekerheid, belangrijk onderdeel van de algemene solidariteit, kunnen, vanwege de onderlinge sociaal-economische en etnisch-culturele verschillen, en de ontstane weerzin tegen staatssteun en multicultuur, op een steeds groter draagvlak onder de bevolking rekenen. 
Door rechts worden uitkeringstrekkers meestal gezien als sociale parasieten, door links worden werkgevers beschouwd als sociale opportunisten waar het de sociale zekerheid betreft. Beide kampen zijn ontstemd over het grove misbruik dat van de sociale wetgeving op allerlei manieren gemaakt wordt; er zijn wel grote verschillen in benadering. Links sluit hiervoor ondanks alles nog graag de ogen. Rechts speelt - door op de trom van het ongenoegen te roffelen - bekwaam het misbruik, het vals profiteren zonder oprechte reden, meedogenloos uit tegen alle te opperen bezwaren tegen de afbraak. 
Maar rechts is tegelijk ziende blind voor het misbruik dat van werkgeverskant van het stelsel gemaakt wordt. Beide kampen kunnen mekaar uitmaken voor sociale profiteurs van het stelsel en vinden elkaar soms in dit profijt. Denk aan de grote arbeidsdemobilisatie in de tachtiger jaren door middel van dumping in de WAO en andere regelingen ten bate van nieuwkomers op de arbeidsmarkt, met name vrouwen en allochtone jongeren.(3).  

---

Voor links is er nog een belangrijke factor, namelijk de vraag hoever links zelf wil gaan in de afbouw van solidariteit voor de middenklasse om de neerwaartse solidariteit met de lagere klassen, de maatschappelijk onderlaag in stand te houden. We moeten niet vergeten hoever regerend links in deze afbouw al gegaan is gedurende de afgelopen tientallen jaren. Hoever kan men politiek gaan met het minimaliseren van de opwaartse solidariteit zonder de middenklasse dermate te treiteren dat deze het vertikt om nog voor de onderlaag te betalen ? Voor rechts ligt de zaak gemakkelijker: door de afkeer tegen misbruik uit te buiten, wordt de weerzin van de gegoede burgerij gehonoreerd met een snelle afbraak van de sociale zekerheid tot een mini­maal vangnet op bijstandsniveau. Maar verlaging van solidariteitsbijdragen, bv. in de ziektekostenverzekering, laat ook bij rechts - vreemd genoeg - nog op zich wachten.  

Links en christelijk-links (de vakbond CNV) aarzelen. Het raakt het hart van de verzorgings­staat. “De onderlinge solidariteit die de verzorgingsstaat organiseert, is alleen in stand te houden als ook de middenklasse een belang heeft bij het uitkeringsstelsel. Vandaar de noodzaak van het behoud van een 'brede’ verzorgingsstaat, met voor de werknemers in de middenklasse - in het geval van mislukking - een uitkering op niveau.”(Ten Hooven). “Als je de verzorgingsstaat terugbrengt tot een voorziening voor de ‘losers’, dan bevorder je bij de middenklasse de gedachte dat zij maar voor zichzelf moeten zorgen.” (Bos). Hij sluit aan bij de PvdA-gedachte, onder anderen verwoord door F. Leijnse dat “het behoud van het 'belangen­compromis' tussen de midden- en de onderklasse essentieel is”, waarbij “Het eigen­belang van de grote, meer welvarende middenklasse in zodanige mate herkenbaar moet zijn dat zij bereid blijft haar aandeel te leveren, want de verzorgingsstaat zal niet overleven als de overheid slechts een vangnet biedt aan een onderklasse.”(1).  

De redactie van Heemland staat in haar opvattingen omtrent de gewenste solidariteit tot dusverre aan de kant van hen die liefst een ‘brede verzorgingsstaat’, waaronder ook het uitkerings­stelsel valt, willen behouden.(3,4). We wijzen erop dat na de oorlog ook politiek rechts (CDA en VVD) met volle overtuiging meedeed aan de opbouw van de verzorgings­staat als middel om vrijheid en zelfbeschikking van mensen te vergroten. “Hoe beter iemand zich kan ontplooien doordat de overheid hem onderwijs garandeert en hem onafhankelijk maakt van allerlei zorgen, hoe vrijer hij zal zijn”. (1,5). Maar het kan verkeren: nu ziet datzelfde rechts, met de blikvernauwing van de homo economicus, hierin slechts onvrijheid en afhankelijkheid.  

---

Het allerbelangrijkste punt wordt echter in de gehele discussie rond verzorgingsstaat, solidariteit en sociale zekerheid zowel door rechts als links stelselmatig onderbelicht, zoniet weggemoffeld; dat is de demografische factor. Zal dit zijn omdat hierin èn links èn rechts boter op hun hoofd hebben ? Sinds de zeventiger jaren wordt het land beroerd door een buiten alle verhoudingen staande bevolkingsexplosie veroorzaakt door massale immigraties, welke uitbraak alle stelsels van overheidszorg met hun open-eind-regelingen, die daar dus in het geheel niet op berekend waren, heeft laten ontsporen. Er werd niet alleen maar een beroep gedaan op onderlinge solidariteit van jong met oud, van rijk met arm, van gezond met ziek binnen een besloten gemeenschap. De natie werd als het ware ontnaast van eigen volksaard (gedeëtnificeerd) en wagenwijd opengegooid voor de binnenkomers met alle rechten vandien.

De gevolgen zijn bekend, maar in de publieke discussies wordt liefst verzwegen dat deze gevolgen zich uitstrekken tot alle terreinen van beleid en uitvoering, niet in het minst die welke solidariteitsregelingen bevatten. Daarop moest natuurlijk bij veruit de meeste immigranten een overvloedig beroep gedaan worden. Als er nu bij voorbeeld gevraagd wordt om solidariteit met kinderrijke arme gezinnen, weet een ieder dat die solidariteit voornamelijk gaat naar het allochtone gedeelte van de bevolking.

Naast de vroegere intersociale solidariteit, is er nu in hoge mate sprake van een interetnische solidariteit zonder dat het de autochtone bevolking ooit gevraagd is of ze daar ook mee instemde, zoals het haar immers ook nooit gevraagd is of ze het eens was met de immigraties zelf en met de omvorming van het land tot ‘multiculturele samenleving’. Het is logisch dat de overheid met de handen in het haar zit hoe dit alles in goede banen te leiden, beheersbaar te houden vanwege de zeer hoog opgelopen kosten. Dan wordt gezocht naar wie mogelijk zijn steentje daartoe kan bijdragen na de grote uitverkoop van staatsbezit en de aanwending van aardgasbaten in de tachtiger en negentiger jaren.(6).  

Even vergeten wordt echter dat de particuliere huishoudens de afgelopen twintig jaren reeds opgezadeld zijn met allerhande veelal bovenmatige verhogingen van indirecte belastingen, premies, accijnzen, groene heffingen (ecotaxen), huren, tarieven van water, telefoon, vervoer enzovoort. De inkomsten van de meeste huishoudens zijn bij die verhogingen ver achter gebleven, en hun eventuele vermogens, behalve onroerend goed, en hun private pensioenvoorzieningen zijn achteruit gekelderd. Bijna geen huishouden kan in deze tijd nog rondkomen van een enkel inkomen zodat partner-lief ook moest gaan werken.  

---

En dan komt in zo’n tijdsgewricht deze regering met plannen tot het wegschuiven van verantwoordelijkheden van de overheid naar de burgers toe, verpakt in fraaie woorden. Door verhogingen van eigen bijdragen en het stoppen of verlagen van collectieve verzekeringen met de verwijzing dat men zich voor de risico’s particulier kan gaan bijverzekeren, wordt de verzorgingsstaat verminderd voor grote groepen burgers die tot de middenklasse gerekend worden.  

Bij het politiek-filosofische leerstuk van de terugtredende overheid en grotere burgerlijke verantwoordelijkheden, van een omslag van minder publieke naar meer private financiering, wordt door rechts buiten beschouwing gelaten dat de burgers niet om niets bereid zijn flinke hoeveelheden belastinggeld van hun inkomen af te staan mits ze ervan verzekerd zijn dat deze gelden allereerst aan de algemene, al dan niet publieke voorzieningen zoals gezondheidszorg, onderwijs, huisvesting, verkeer en vervoer, water, gas, elektriciteit, rechtshandhaving en dergelijke worden besteed. Andere zaken, waar de regering erg veel belastinggeld aan uitgeeft, zoals ontwikkelingshulp, immigratie en integratie, en defensie staan voor hen pas op het tweede plan of worden amper of niet gewenst.  

Middels de belastingen dragen de middengroepen aan de overheidsbestedingen op alle terreinen het allermeeste bij, mogen zij dan soms niet van de overheid verwachten dat die zich inspant om de primaire diensten ook voor hen optimaal betaalbaar en toegankelijk te houden en hierin haar verantwoordelijkheden niet afschuift ? Indien de overheid die omslag blijft voortzetten, behoort daar een drastische verlaging van de inkomsten­belastingen, zeker voor de middengroepen tegenover te staan.  

Het restje opwaartse solidariteit naar hen toe wordt wegbezuinigd. Na het jarenlange kappen in de sociale zekerheid dat thans weer even bruut opgevoerd wordt (pensioenen, WW, WAO), gaat het straks nog met name om solidariteit op terreinen als zorg, onderwijs, huisvesting, rechtshulp en dergelijke. In tegenstelling tot wat hierbij aan bijdragen en betalingen gevraagd wordt van de middengroepen, worden voor de onderlaag steeds weer maatregelen bedacht om nadelige gevolgen van het terugtrekkende overheidsbeleid te compenseren met selectieve solidariteitsregels zoals fiscale kinder- en ouderkortingen, huursubsidie, woon- en zorgkortingen en meer van zulke inkomensafhankelijke regelingen.(4,5). Wie deze solidariteit met de onderklasse hoofdzakelijk betaalt, is bekend. Ook weten we waar al dat solidariteitsgeld voornamelijk naar toe gaat.  

Het is maar helemaal de vraag of burgers met modale huishoudinkomens al deze selectieve, neerwaartse solidariteit nog willen opbrengen, gezien het onevenredige eenrichtingsverkeer en de navenante bevoordeling. Voorheen had ook de middenklasse zelf voordelen zoals gratis onderwijs, recht op behoorlijke uitkeringen en betaalbare huren, en leidden solidariteitsregels alleen tot herverdeling van inkomen naar sociale omstandigheden maar nu gaan de solidariteitsgelden vooral naar armeren met een andere etnische achtergrond.  

De overheid kan hierin door de politiek niet meer bijgestuurd worden doordat de natie formeel van elke speciale band met het oorspronkelijke volk ontdaan is en nu iedereen met een Nederlands staatsburgerschap omvat, ongeacht afkomst. Maar voor etnische Nederlanders is het formeel toegekende staatsburgerschap aan deze anderen helemaal niet vanzelfsprekend geweest; voor autochtonen zijn deze genaturaliseerden zeker geen volksgenoten, ze hebben geen gevoel van solidariteit met deze alloculturele nieuwkomers. Voor de inter-etnische solidariteit is – zo dunkt menigeen - in het afgelopen tijdperk al genoeg geöfferd.  

---

Dit zo zijnde rijst de vraag, wat verder te doen indien de overheid, onder het mom dat burgers meer verantwoordelijkheden op zich moeten nemen, zich blijft terugtrekken en de kosten van de voorzieningen immer meer op de middenmoot verhaalt terwijl de onderlaag gespaard blijft. Dan mag dit ontzien van de onderlaag toch ooit eens ophouden ? Of maakt de verdeeldheid van de makke middenlaag haar tot prooi van graaien door de overheid, maar is de onderlaag te vrezen ?   

In de politiek van alledag is de plunderzucht - zowel van ‘links’ als van ‘rechts’ - ten opzichte van het midden, dat immers de hoofdmoot van de belastingen en andere heffingen moet opbrengen, zonder onderbouwing en zonder debat de gangbare praktijk. ‘Rechts’, spreekbuis van de gefortuneerde klasse, wil het liberaal-kapitalistische stelsel wel laten floreren door de onderlaag hierbij veel verzoeningsgelden toe te stoppen, bovendien stelt ze hiermee ‘links’ weer tevreden. Zo hebben zij samen de ‘armoedeval’ bij de bovenminimale inkomensgroepen veroorzaakt.(4).  

Kappen van selectieve steun zal zeker tot een evenwichtiger verdeling leiden. Het afschaffen van allerlei vergoedingen en subsidies, ­ met de huursubsidiëring is buiten de beheerkosten al een jaarlijks bedrag van 1,6 miljard euro gemoeid ! -, kan mooi leiden tot algemene prijsverlaging van voorzieningen - zoals de huren - die dan aan een ieder ten goede komt. Overigens dunkt ons ook dat de fiscale aftrek van de hypotheekrente waardoor de staat 8 miljard euro aan inkomsten derft, een misstand is die woningbezitters helpt bij opbouw van matig tot niet belast vermogen, een bevoordeling die bovendien de prijs van wonen opdrijft. 

Wij vinden dat heden al zulke selectieve, niet-algemene solidariteit als overheidstaak afgebouwd moet worden vanwege het veranderde karakter van de maatschappij, verworden als deze is tot een verdeelde ‘multiculturele samenleving’ met geringe sociale samenhang tot zelfs wederzijdse afkeer toe, en wegens de hierbij hoog opgelopen druk op de voorzieningen door de bijzonder sterke stijging van de vraag van de zijde van behoeftigen uit de explosief groeiende groepen migranten, waardoor de voorzieningenstelsels zelf nauwelijks beheersbaar zijn geworden en amper zijn te financieren.

---

Het draagvlak voor de ouderwetse solidariteit is verdwenen, met ‘dank’ aan ‘de politiek’. Solidariteit kan alleen gedijen als ze wederkerig is, en niet misbruikt wordt. Hoe betreurenswaardig wij de teloorgang van de wederkerige solidariteit ook vinden zoals die tijdelijk bestond binnen de vroegere naoorlogse natie, de volksgemeenschap van toen, welke - onafhankelijk van charitatieve instellingen - verstrekt werd door de staat, die maat en vorm van solidariteit blijkt niet meer in stand te houden in het kader van de wordende Europese postnationale beheerstaten van thans.  

 

De redactie,  

juli 2003  

 

Geraadpleegde en aangehaalde literatuur:

1.     Marcel ten Hooven, Esther Lammers “Verzorgings­staat / Op eigen benen” in Trouw, 13 juni 2003

2.        “Paars neoliberalisme” in Heemland 14 (1999)

3.        Linda Gouderak “Het paarse uitpersen en ouderen” in Heemland 19 (2001), blz 12

4.        Lode van Boonen “Lastendaling voor de gemeenschap” in Heemland 19 (2001)

5.        Lode van Boonen “Sociaal kapitalisme” in Heemland 20 (2001) met een uiteenzetting  over het verschil tussen socialistische solidariteit
 en gemeenschapssolidariteit

6.        “Europa kan verzorgingsstaten opblazen; wetenschapper Scharpf over Europese sociale model” in de Telegraaf, 22 december 2002

 

 

 

terug naar Heemland 27, Ten geleide

 

Naar hoofdbladzijde  Heemland

naar Heemland 27, Boekbespreking: De Kloof