HEEMLAND 27 (zomer 2003)

 

Boekbespreking: De kloof

 

Sinds Fortuyn is er veel gesproken over de kloof tussen de politiek en de burger. Een kloof die ik zelf ook voel. Een kloof die het hardnekkigst is bij de onderwerpen immigratie en “multiculturele samenleving”. We kunnen daar beter over een ravijn spreken. Niet alleen toont de politieke elite totaal onbegrip voor de zorgen van de gewone Nederlander. Nee deze zorgen worden botweg ontkent of zelfs strafbaar gesteld.

Over deze kloof is een aardig boek verschenen van Gerard van Westerloo, journalist bij onder andere Vrij Nederland. Titel van het boek is “Niet spreken met de bestuurder”. Het is een bundel verzamelde opstellen.

 

Tramlijn 16 rijdt in Amsterdam van het Centraal Station naar het  Olympisch Stadion. Een traject van 6 kilometer dwars door Amsterdam. In 1984, het is de tijd van de opkomst van de Centrum­partij, volgt de Gerard van Westerloo enige weken de trambestuurders van deze lijn; zonder uitzonde­ring man en zonder uitzondering blank.

Zij zien ‑ dan overigens al ‑ Amsterdam verkleuren en veranderen, en dat heeft veel gevolgen voor hun werk. In hun ogen zijn de buitenlanders daar de schuld van. Zakkenrollen, zwart rijden, agressie in de tram, drugshandel en –gebruik, vernielingen, steekpartijen, bedreigingen; zij zien gewoon dat dit komt door buitenlanders.(1). In die tijd vooral Surinamers. Nu is het de taak van elke organisatie, bedrijf of overheid, om signalen van de werkvloer op te pakken en daarmee het beleid bij te sturen. 

Maar het GVB (het gemeentelijk vervoerbedrijf) en de gemeente Amsterdam, toen onder leiding van Ed van Thijn (2), reageert totaal anders. In het GVB zit boven de bus- en trambestuurders een management­laag, van het type dat je veel bij overheidsinstellingen aantreft. Vaak gestudeerde mensen, studies van het type sociale academie, links georiënteerd, met de politieke idealen van de jaren’60. Je ziet ze overal bij de overheid; bij de sociale diensten, bij de ministeries, bij de woningbouwcorporaties, ook bij politie (3), de univer­siteiten en de rechterlijke macht.(4). Een verstikkende laag betweterige linkse ambtenaren, die de trambestuurders in een ijzeren greep houdt.(5). Ik kan het niet beter verwoorden dan één van de trambestuurders aan het woord te laten:

 

Het was gemakkelijk om ze aan te wijzen, je had meteen in de gaten of het er één was of niet. Maar het was moeilijk ze een naam te geven. “Geitenwollensokken”. Maar dat klopte niet.”Droomkoninkjes” was te aardig. “Wereldvreemden” was ook geen goed woord, want ze waren zo gek nog niet of ze regelden voor zichzelf de betere baantjes. Tien tegen één dat je er, als eenvoudig trambestuurder, een tegenover je had als je getest werd. En dat het er een was die jou de cursus omgang met passagiers gaf. De gemeenteraad zat er vol mee, wethouder waren ze geworden. “Politieken” dan? Ook niet, ze zaten net zo goed op kantoor jouw rooster te verbeteren. Op tv voerden ze het hoogste woord en de kranten schreven ze vol. Ze wisten alles precies, dus ze hoefde niet meer te luisteren, hooguit nog naar elkaar. Er moest toch een naam voor ze zijn. De beste die hij kon bedenken was toch “Socialen”.

De socialen hadden het in Nederland heel erg en in Amsterdam helemaal voor het zeggen. Zij waren er de schuld van dat mensen zoals hij, postbodes, trambestuurders, arbeiders, gewone mensen, als vreemdeling rondliepen in de buurt waar ze wonen, als verdwaald in het bedrijf waar ze werken. Ze konden praten, dat moest je ze nageven. Daar leefden ze van. Jij kon lullen wat je wilde, ze wisten het toch beter. Ze wisten precies hoe verdraagzaam jij moet zijn. Wilde je iets terugzeggen, dan was je aan een heropvoeding toe, als je tenminste geen onverbeterlijke racist was.

Hij háátte ze, de socialen, en zag dwars door ze heen. Hypocriet waren ze tot op het merg. Ze hadden hun mond vol van de buitenlanders en dat je begrip voor die mensen moest opbrengen, maar zelf woonden ze in buurten waar ze nog nooit een Turk gezien hadden. Zelfzuchtig waren ze ook. Op hún banen hoefde nooit bezuinigd te worden. Ze streken salarissen op waarvan je twee trambestuurders en een gelede tram in leven kon houden. En ze waren vóór alles gek. Als jij bij ze kwam om te vertellen dat je tram door een bende zakkenrollers  onveilig werd gemaakt, dan stuurden zij een antropoloog op je af die je ging vertellen over het ontstaan van Paramaribo. 

Hij was geen fascist en geen racist en gevoel voor rechtvaardigheid had hij ook. Hij wilde graag betalen voor de kneus of voor wie het geworden was. Maar niet voor de profiteurs. De socialen hielden díe juist de hand boven het hoofd. Ze waren daar zó druk mee bezig en hadden daar zo’n mooi gevoel van, dat ze geeneens meer zagen dat ze door diezelfde profiteurs werden uitgelachen. De gewone mensen hadden ze suf gebeukt. Het was een wonder dat die het nog námen.

We moesten er maar over ophouden. Die lui hoorden bij de enorme tegengroep van de werkers. Uit de arbeidersklasse kwamen ze niet. Maar nu waren ze gevestigd. Hún  groep was het die de Centrumpartij in de kaart speelde. Zij verzonnen dat die trambestuurder met dat oorbelletje niet mocht, moest je eens zien hoe ze er zelf in de gemeenteraad bij liepen, met zúlke oorbellen  Als trambestuurder mocht je niet eens met rode sokken of met je veters los de tram besturen. Zij mochten desnoods met hun hemd los en hun gulp open de stad besturen.

Moest hij dan PvdA stemmen? Die koos niet voor de arbeiders, dat waren socialen die de asocialen de hand boven het hoofd hielden. Hij had wel gedacht aan de VVD, maar dat was een bazenclub, daar hoorde hij niet thuis. Christelijk zeker niet. Wat bleef er over. Hij wist het niet, hij wist het bij God niet. Hij mocht barsten als hij het wist. Hij was geneigd om te zeggen, dan maar Centrumpartij.

 

Uit het hele verblijf van Gerard van Westerloo bij de trambestuurders van lijn 16 blijkt dat alles draait om overlast door buitenlanders. De leiding van de GVB zet een enorme druk op de bestuurders om de waarheid te onderdrukken. De bestuurders mogen niet alleen geen mening hebben over wat ze zien, maar zelfs de feiten, hun eigen waarnemingen, moeten ze voor zich houden. Dat neemt gewoon terreurachtige vormen aan. Zo komt er een klachtentelefoon, waarbij passagiers kunnen klagen over racisme van de trambestuurders. Deze zijn, zeker in het Amsterdam onder Van Thijn daarmee helemaal monddood gemaakt.

Heel treffend is het volgende dialoogje:

 

Wat voor iemand viel u aan?      (zo vraagt Van Westerloo).

-Ik vraag iedereen om zijn sigaret uit te doen, zegt de bestuurder. Kijk mij er niet op aan.

Waarop?

-Dat het een Surinamer was. Straks kost het me mijn baan als ik zeg dat het een Surinamer was.

Dat meent u niet.

-Je hoort het niet te zeggen.

Van wie niet?

-Je bent bang voor racist uitgemaakt te worden.(6).

 

In de volgende hoofdstukken gaat Gerard van Westerloo op zoek naar het waarom van die verstikkende laag van linkse ambtenaren en politici. Hij komt tot de conclusie dat de bestuurlijke en politieke bovenlaag een gesloten circuit is, met uitstoting van alle afwijkende mensen en opinies en in feite werkt als een kartel. Of, in de woorden van Geert Mak: ”een gesloten kaste van mensen die het openbaar bestuur voor mensen van hun eigen soort gereserveerd houden”.

Zo gaat hij, totaal willekeurig gekozen, een aantal weken in Arnhem, Leeuwarden en Amsterdam Zuidoost  kijken hoe de plaatselijke politiek daar reilt en zeilt.

Allereerst valt het op dat er maar heel erg weinig mensen politiek actief zijn. Als we de situatie in Arnhem als voorbeeld nemen. Van de ruim 100.000 kiezers in Arnhem zijn er ongeveer 120 politiek actief. Die moeten alle politieke functies vervullen. Dat maakt de spoeling wel erg dun en dit heeft zeker consequenties voor de kwaliteit.(7). Daarnaast blijken de politiek actieven totaal geen afspiegeling van de bevolking te vormen. Gemiddeld bruto inkomen per jaar in Arnhem is  fl. 33.900,- (1990) Van de raadsleden is dat ruim fl. 99.000,-. Bijna het drievoudige !! En dat geldt voor alle politieke partijen.(8). Flat of eenvoudige huur- of koopwoning zijn vrijwel onbekend. Men woont overwegend in een zeer beperkt gedeelte van Arnhem. Volksbuurten zijn niet of nauwelijks vertegenwoordigd.

Ook qua opleiding is de raad niet representatief: twintig universitaire einddiploma’s, veel HBO, en daarbinnen vooral de sociale academie.

In de beroepensfeer is de eenzijdigheid zo mogelijk nog erger. Van de 53 raadsleden die Van Westerloo naar hun beroep heeft gevraagd was in Arnhem niet minder dan 2/3 (66%) afhankelijk van de overheid. En als we de beroepenlijst nakijken zijn binnen die 2/3 overheidsambtenaren gewone beroepen zoals postbode of vuilnis­man niet vertegenwoordigd. De beroepen hebben een hoog ambtelijk gehalte.

De Arnhemse gemeenteraad wordt, naar beroep gemeten, bevolkt door het hoofd financiën van de Provincie Gelderland, de plaatsvervangend chef van het kabinet van de Provincie Gelderland, een stafmedewerker van de Gelderse Culturele Raad, een jurist en een planner Rijkswaterstaat, een coördinator eerstelijnsgezondheidszorg in de Provincie Gelderland, een gemeentevoorlichter, een boekhoudster van de provincie Gelderland, een juriste bij Defensie, twee niet nader omschreven ambtenaren van de provincie Gelderland, een directeur van een woningbouwvereniging Gelderland, een secretaresse van de provinciale schoolbesturen, een gemeente­ambtenaar uit Ede, een directeur van een lagere school, een directeur van een verpleegstersopleiding, een conrector, twee oud-leraressen, drie leraren, vier sociaal-cultureel werkers, en vijf mensen zonder beroep – niet meegerekend de vrouwen die uit de kinderen zijn, en wier echtgenoot respectievelijk als arts, tandarts, oud-parlementslid, administrateur van een scholengemeenschap, directeur-generaal Sociale Zaken, onderwijskundige of secretaris van de Kamer van koophandel het gezinsinkomen helpt binnenbrengen.

Ik som dit rijtje uitgebreid op, omdat ik het type beroep zo ontluisterend vindt, totaal niet representatief voor de Arnhemse bevolking.(9).

De politiek is snel verambtelijkt. In 1950 werd Arnhem nog bestuurd  door een journalist , een postbezorger, een bankwerker, een aannemer, een kantoorbediende, een advocaat, een schilder, een inspecteur van het Vrije Volk, een spoorwegconducteur, een metselaar, een banketbakker, een fabrikant, een schilderspatroon, nog een advocaat, een scheikundige, een wachtmeester, een zakenman, een machinebankwerker een ingenieur, een procuratiehouder, een huisvrouw en twee (!!) ambtenaren.

Een enorme verschuiving in 40 jaar van productieve beroepen, midden in de samenleving, naar ambtelijke kantoortuintypes.(10).

Het gevolg van deze samenstelling is dat op het politieke terrein een klein – sociaal, economisch en beroepsmatig homogeen – segment uit de samenleving zich het vrijwel exclusieve alleenvertoningsrecht heeft verworven: de politieken onder de socialen. Beroepslui, overdag vergaderaar, ’s avonds niet minder. De gewo­ne burger komt er niet meer aan te pas en voelt zich niet meer vertegenwoordigd door de politiek. En de noden van de gewone burger worden niet door die elite gevoeld, met name als het gaat om de enorme instroom van buitenlanders.

Een heel aardig en meeslepend geschreven boek. Een aanrader voor iedereen met een wantrouwen tegen de overheid. Jammer dat Gerard van Westerloo de rol van de pers niet in zijn boek heeft behandeld. Zelf is hij werkzaam bij Vrij Nederland, een weekblad dat bij uitstek hard heeft meegewerkt aan de uitsluiting van de gewone burger. Want Vrij Nederland kan als dé vertegenwoordiger (samen met bijvoorbeeld. de Volkskrant en de N.O.S.) van deze nieuwe politieke elite worden gezien. Door ruim baan te geven aan scribenten als Piet Grijs, en de rechts-extremisme specialisten Rinke van den Brink en Jaap van Donselaar heeft Vrij Nederland er alles aan gedaan om ieder afwijkende geluid in de kiem te smoren en verdacht te maken.  Misschien dat Van Westerloo daar nog eens een vervolgboek over schrijft.


 

Eduard den Hollander

 

 

Gerard van Westerloo “Niet praten met de bestuurder” (1993) Uitgeverij de Bezig Bij, ISBN 90-234-0064-X

 

Noten:

(1)      Gerard van Westerloo checkt hun bevindingen bij de Amsterdamse politie. Hun waarnemingen kloppen met de werkelijkheid. Buitenlanders waren ook toen al onevenredig oorzaak van vandalisme en criminaliteit.

(2)      Ed van Thijn heeft overigens een autobiografie over zijn tijd als burgermeester van Amsterdam geschreven (BM uitgeverij Augustus ISBN 90-457-0171-5) Het is heel interessant om de visie van de burgermeester en de trambestuurders naast elkaar te zetten. Best wel schokkend om te zien hoe de rondborstige eerlijkheid van de trambestuurders botst met de visie van Van Thijn. Van Thijn, voor mij toch al de kampioen van de hypocrisie, komt er in zo’n directe vergelijking wel heel slecht af.  Zijn boek is niet zonder een flinke portie weerzin te lezen.

(3)      Laatst  hoorde ik een politieagent zeggen dat ondertussen vrijwel de helft van de opleiding bestaat uit het omgaan met (zeg maar “begrip hebben voor”) andere culturen.

(4)      Ongeveer 75% van de rechterlijke macht stemt op linkse partijen. Enquete 1987.

(5)      H.J. Schoo, PvdA-lid en voormalig hoofdredacteur van Elsevier heeft dat een keer mooi verwoord door de multiculturele samenleving “het grootste werkgelegenheidsproject voor hoogopgeleide linkse mensen” te noemen.

(6)      Voor deze en andere passages kreeg Van Westerloo een hele scherpe brief van de “Meldkamer tegen racisme en fascisme”.  Ook moesten ze verschijnen voor de Werkgroep Minderheden van de Nederlandse Journalisten Vereniging (NVJ). Deze pluizen in hun vrije tijd stukjes van hun collega’s uit op bedenkelijke passages over minderheden. Voor vrije nieuwsgaring moet je dus niet meer bij de NVJ zijn.

(7)      Het Documentatiecentrum Nederlandse Politiek Partijen  (verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen) heeft berekend dat van alle partijen 300.000 mensen lid zijn. Daarvan is 10%, oftewel 30.000 mensen actief lid. Er zijn in Nederland 29.000 politieke functies.  Dus vrijwel ieder actief lid kan gelijk een politieke functie (raadslid, statenlid, lid Tweede Kamer of een interne partijfunctie) bezetten. Dat is wel een erg smalle basis.

(8)      Gemiddeld inkomen in Arnhem van de raadsleden van de PvdA fl. 109.700, van D66 fl. 110.400, van de VVD  fl.  123.333, van het CDA fl 96.600 en van Groen Links en SP fl. 48.750.

(9)      Het kan ook nog erger dan in Arnhem. De verambtelijking  doet zich het meest voor  bij de PvdA.  In bijv. Alkmaar zijn alle acht raadsleden van de PvdA afkomstig uit de ambtenarij.

(10)   De gemeenteraadsfractie van Leefbaar Rotterdam is wat dat betreft een verademing. Hier is de fractie qua beroep wel weer een afspiegeling van de bevolking. De fractie telt een loodgieter, een bevrachter, een student, een meubelverkoper, een kroegbaas en zo voorts.

 

 

 

 

terug naar Heemland 27, Ten geleide

 

Naar hoofdbladzijde  Heemland

 

naar Heemland 27, Van ziedend bintje tot asociale Asperge(r)