HEEMLAND 30 (zomer 2005) 

 

Beschouwingen

 

Als lezer heeft U van redactiezijde onze laatste bevindingen omtrent de Nederlandse politiek van alledag in Heemland 27 van augustus 2003 ontvangen. Vanwege de geringe weerklank, soms afwijzing, op deze artikelen die ons deelachtig was, werd besloten om enige tijd hiervan af te zien om onszelf nieuwe ontgoochelingen te besparen. De bekende ‘druppel’ hierin vormde de slechte opkomst en het koude onthaal voor de lezing “Naar een aardiger maatschappij voor de middenmoot” van 11 mei vorig jaar, waarbij de sociale thematiek betiteld werd als “muffig, gepasseerd en irrelevant” (A. Vierling). Op de webstek is sindsdien wel regelmatig commentaar onzerzijds op actuele kwesties verschenen. Ondertussen zijn er toch al bijna twee jaar verstreken en vinden we dat de niet-internetters onder U er recht op hebben onze visie op de actualiteit voor en na het referendum over Europa en de ingenomen partijpolitieke stellingen te kennen. De uitslag van het referendum heeft gelukkig gezorgd voor een schokgolf bij de politieke elite, die ook van invloed is op de plaats van onze ‘nationale’ stroming.

   

Eurocratische kongsies afgeremd

 

In de twee vertogen van M. Giesen in Heemland (2003) is destijds ruimschoots ingegaan op het verraad dat het door de politieke kaste voorbereide Europa bevat voor de Europese volkeren  Dat verraad zit ook onlosmakelijk verweven in de voorgestelde grondwet die het pad verder effent voor grenzeloos markt­liberalisme, denationalisering en eurocratie, een pad tot sloop van wat nog bindt en samenvoegt. Gewezen is toen op de verdieping van een sociaal-mentale kloof tussen een besturende elitaire bovenlaag met belendende profiterende klassen en het gewone volk dat gemaand wordt de plannen maar voor lief te nemen. Die kloof is niet alleen door de Heemland-redactie maar ook door anderen zoals hier te lande een Paul Scheffer, Jan Marijnissen en Bob Smalhout uitgebreid beschreven en ontleed, wat echter allemaal in de wind geslagen is; zo blind verwaand is elitair gezag.

In verband met deze kloof stellen enige kritische auteurs dat het volk zich ook allerminst herkent in het Euro­parlement. De zeer lage opkomst overal bij euroverkiezingen bevestigt deze stelling. Het Euro­parlement dat in de grondwet meer te vertellen zou krijgen, wordt door de burgers allerminst ervaren als een democratisch, de bevolkingen van de landen vertegenwoordigend orgaan, maar als een verlengstuk van de gevestigde partijen, die in Brussel even dunnetjes doorgaan met sociaal- of christen-democraatje spelen in plaats van regionale en  nationale belangen te behartigen.

Als het volk er dan onverwacht blijk van geeft de goede bedoelingen van de politieke leiding in twijfel te trekken dan schiet de leiding volgens zichzelf slechts tekort in het uitleggen van haar voortreffelijke plannen, hoe voorspelbaar schadelijk die ook uitpakken. Kort voor de referenda in Frankrijk en Nederland brak paniek uit toen doordat enige vooraanstaande personen onweerlegbare kritiek leverden op Europese besluiten waaronder de invoering van de euro, de dienstenrichtlijn van Bolkestein en het uitbreidings­plan met Turkije. In Nederland deed H. Brouwer, directeur van de DNB dat ten aanzien van de onderwaardering van de gulden bij de omwisseling naar de euro, waardoor grote groepen Nederlanders massaal bestolen zijn. Publiekelijk werd toch maar luid bekend, dat belangrijke genomen en in gang gezette besluiten reeds grote verliezen meebrengen voor velen.

Verheugend is geweest dat de tegenstanders van de Europese grondwet of ze nu links, rechts of wat dan ook waren, zich niet tegen elkaar hebben laten uitspelen maar integendeel veelal met sterk gelijkende beweegredenen kwamen. De pogingen van de gevestigde politieke kaste om deze redenen als extreem, niet zakelijk of niet ter zake doende af te serveren, faalden gelukkig zowel in Frankrijk als even later in Nederland. Natuurlijk waren bij verschillende groepen tegenstanders soms uiteen­lopende maatschappijvisies voorhanden, die na de succesrijke afloop weer aangezet werden zoals bij het blad Elsevier waar men wel de liberalisering naar Angelsaksisch model wil doorzetten en zelfs verhevigen maar dan in een losser statenverband, in tegenstelling tot wat door de linkse SP en door nationalisten en conservatieven inzake de liberalisering wordt nagestreefd.

 

De gevestigde orde stelde reeds meteen na de uitslagen de diagnose dat de burgers klaarblijkelijk vinden dat het Europese project ‘te snel” naar de zin der burgers verloopt, terwijl toch de beweegredenen van de grondwetafwijzing geenszins te maken hebben met het tempo maar met de richting waarin de politieke, economische elite van plan is met Europa verder te gaan en dat de nee-stemmers algemeen vinden dat er veel meer rekening gehouden moet worden met de eigen autonomie en autarchie (zelfbeschikking en zelfvoorziening), identiteit, culturele factoren en sociale structuren.

In de bovenaangeduide betogen van Scheffer en anderen wordt erop gewezen dat de burgers zich zeer onbeschermd voelen bij het huidige proces van europeanisering. De gewone burgerij weet zich dan ook daadwerkelijk hevig bedreigd en ziet om zich heen haar angsten bij voortduring bevestigd door de overnemingen en overplaatsingen van industrieën tot soms hele bedrijfstakken toe, de uitverkoop van overheidsdiensten, de overspoeling met goedkope arbeidskrachten uit de er pas bijgekomen staten en het misbruik van Europese richtlijnen van vrij verkeer. Tegelijkertijd wordt door de regeringen en het transnationale bedrijfsleven verkondigd dat dit alles de concurrentiekracht van Europa zou moeten bevorderen in de wedren tegen de economisch opkomende subcontinenten China en India.

Maar de vermaningen om zich nog meer in te spannen, de roep om te offeren voor de goede Europese zaak van de vrije markt, de muntunie en de uitbreiding, en de idee dat dan alles straks weer beter zal gaan, worden terecht als vals onderkend. Men ondervindt immers al aan den lijve dat de bevolkingen van Europa keihard tegen elkaar worden uitgespeeld door het internationaal opererende bedrijfsleven in de drang naar globalisering en winstmaximalisatie. Men onderkent ook dat er vanuit de gevestigde politiek geen enkel krachtig antwoord komt op die overweldigende bedreigingen door dit soort kapitalisme, maar dat integendeel de politieke orde met inbegrip van de linkse partijen zich uiterst gewillig voegt naar en gedienstig opstelt jegens het economisch liberalisme van het grootkapitaal.

 

Het ontbreekt de politieke leiding ten ene male aan visie en daadkracht om Europa als eigenstandige sociaal-economisch subcontinentale macht te verenigen. Ook onthoudt die leiding zich naar de eigen volkeren toe van enige vorm van etnoculturele bescherming en behoud van werkgelegenheid. In West Europa zijn de burgers hier al aan gewend geraakt in de afgelopen halve eeuw waarin hun landen overbevolkt raakten met immigranten waarvoor de autochtone bevolking volop moest inleveren ondermeer doordat de kosten van de woongelegenheid tot fenomenale hoogte opgeschroefd werden.

Het is niet verwonderlijk dat uitgerekend in Frankrijk, België, Nederland en Duitsland, de West­Europese landen die het meest te lijden hebben gehad onder de opgedrongen naoorlogse immigratie­golven de stemming jegens dit Europa omgeslagen is. Terecht is men in West Europa niet meer gerust op een goede afloop van het Europese experiment. Dat heeft niets te maken met egocentrisme tegenover de nieuwe landen in de EU, maar alles met een andere geschiedenis. Een pact van de gevestigde politieke partijen met arglistige betweters (alhier Den Uyl, Lubbers en Kok) dat andere politieke stromingen wist uit te sluiten via moreel appel, demonisering en cordon sanitaire heeft hier aldoor de zaken naar zijn hand gezet, een pact dat de autochtone volkeren dwong overlopen te worden en hen de rekening liet betalen van de ongewenste massale immigraties en niet te vergeten van de integraties tot vandaag de dag toe.

 

Oost Europa heeft gezucht onder het communisme maar maakte niet het verraad mee van politieke partijen die de algemene belangen verkwanselden onder het mom van democratische besluitvorming, heeft niet die huichelachtige moraliteit van het Westen beleefd. In het Oosten moest men zich schikken naar een kaste die de klassieke vrijheden onderdrukte, maar er was weinig valse schijn. Het werd niet massaal gekoloniseerd en vernacheld onder druk van een gekozen, maar schijnheilig gezag van zich democratisch noemende partijen die als het ware één kleffe kliek, een kongsie zijn gaan vormen. 

Oost-Europeanen proeven voorlopig nog slechts voordelen van de EU, levend in etnisch behoorlijk homogene staten waar de woonlasten en andere voorzieningen nog lang niet die hoogte bereikt hebben als in de oude landen van de EU. Dan is het gemakkelijk om voor de grondwet met z’n drieste liberaliseringen te zijn en er vooralsnog alleen overvloedige vruchten van te plukken zonder vrees voor verliezen, noch cultureel noch materieel. Maar in West Europa weet men ondertussen wat het is en hoe het voelt als het eigen land door de elite vanuit zelfzuchtige lichtzinnigheid weggegeven wordt.

 

Lode van Boonen en Mart Giesen

 

Literatuur

1.        Paul Scheffer “Crisis in de Europese democratie. De populistische verleiding” Johan de Wittlezing Dordrecht, 17 oktober 2002

2.        Mart Giesen “Europa en Nederland, bedreigd van binnenuit en buitenaf” in Heemland 26,  april 2003

3.        Mart Giesen “De uitholling van de nationale integriteit” in Heemland 27, augustus 2003

4.        Bob Smalhout’s columns “Op het scherp van de snede” in de zaterdagedities van de Telegraaf

5.     Ad Verbrugge "Tijd van onbehagen" (2005)

   

 

 

terug naar thuisblad van  Heemland

naar Heemland 30, Taalpolitiek: Taalverdediging